Na de kerstening van onze gewesten (7de eeuw) behoorden Zedelgem en Loppem tot de uitgestrekte „oerparochie‟ Aartrijke. Pas tijdens de 9de eeuw werden Zedelgem en Loppem hiervan afgesplitst en werden ze afzonderlijke parochies.
Toch hielden de drie parochies ook daarna een speciale band. Tot het einde van de 18de eeuw vormden ze tezamen het „Ambacht Aertrycke‟, een rechterlijk gebiedsdeel van het Brugse Vrije.
Eeuwenlang waren Zedelgem, Aartrijke en Loppem kleine buitendorpjes of „prochies‟ op het platteland van het Brugse Vrije. Het grondgebied was een feodale lappendeken van heerlijkheden en lenen. Naast de oude dorpsheerlijkheden, die rechtstreeks afhingen van het Leenhof van de Burg van Brugge, waren grote delen van het grondgebied onderhorig aan andere heerlijkheden zoals Den Houtschen, Tillegem, het Land van Wijnendale, enz.
In het leven van de bewoners nam de kerk een belangrijke plaats in. De kerk stond letterlijk en figuurlijk in het midden van het dorp. Van de middeleeuwse dorpskerken is niet zoveel overgebleven. De Sint-Laurentiuskerk in Zedelgem heeft nog haar 14de-eeuwse gotische toren. Het oudste restant van Zedelgems verleden dat bewaard bleef, is de prachtige romaanse doopvont (12de eeuw). De Loppemse Sint-Martinuskerk werd tijdens de 19de eeuw in neogotische stijl gerenoveerd.
De term „parochie‟ had – anders dan nu – niet alleen een kerkelijke, maar ook een burgerlijke betekenis. Men bedoelde er ook de kleinste territoriale en bestuurlijke eenheid mee, die we nu de „gemeente‟ noemen. Aan het hoofd van de parochie stond de „hoofdman‟, die samen met de ontvanger het lokale gezag uitoefende in naam van het Brugse Vrije. Zij werden gekozen onder de dorpsnotabelen. Van lokale democratie was dus zeker nog geen sprake.
Zedelgem, Loppem en Aartrijke behielden eeuwenlang - in feite zelfs tot het begin van de 20ste eeuw - een uitgesproken landelijk karakter. De dorpskernen telden slechts een paar tientallen huizen. Daaromheen lagen de akkers met verspreide hofsteden. In de uithoeken van de „prochies‟ bevonden zich bossen, velden, moerassen en vijvers. Het hele zuidelijk gebied van Zedelgem, waar nu Veldegem gesitueerd is, bestond uit onontgonnen „veld‟ en gemene gronden. De bevolking was gering in aantal. In 1748 bijvoorbeeld telde Zedelgem slechts 1.093 inwoners, Aartrijke 986 en Loppem 585.