Knop

Geschiedenis

Hoe het begon

De vroegste vermelding van „Sedelingem‟ is te vinden in een oorkonde van 1089. De naam „Lophem‟ duikt voor het eerst op in 1108. Dit zijn twee Merovingische nederzettingsnamen. De oorsprong van Loppem en Zedelgem is dus vermoedelijk te situeren in de tijd van de Frankische invallen (5de eeuw). Aartrijke is heel wat ouder. De naam „Artiriacum‟, die reeds voorkomt in een oorkonde van 898, en diverse „kouter‟-toponiemen wijzen op de Romeinse oorsprong van Aartrijke. De nederzetting lag aan twee Romeinse wegen: enerzijds Oudenburg-Kortrijk (de Zeeweg), anderzijds Kassel-Brugge-Aardenburg (de Brugse Heirweg en de Steenstraat).

'Prochies ten platten lande'

Na de kerstening van onze gewesten (7de eeuw) behoorden Zedelgem en Loppem tot de uitgestrekte „oerparochie‟ Aartrijke. Pas tijdens de 9de eeuw werden Zedelgem en Loppem hiervan afgesplitst en werden ze afzonderlijke parochies.

Toch hielden de drie parochies ook daarna een speciale band. Tot het einde van de 18de eeuw vormden ze tezamen het „Ambacht Aertrycke‟, een rechterlijk gebiedsdeel van het Brugse Vrije.

Eeuwenlang waren Zedelgem, Aartrijke en Loppem kleine buitendorpjes of „prochies‟ op het platteland van het Brugse Vrije. Het grondgebied was een feodale lappendeken van heerlijkheden en lenen. Naast de oude dorpsheerlijkheden, die rechtstreeks afhingen van het Leenhof van de Burg van Brugge, waren grote delen van het grondgebied onderhorig aan andere heerlijkheden zoals Den Houtschen, Tillegem, het Land van Wijnendale, enz.

In het leven van de bewoners nam de kerk een belangrijke plaats in. De kerk stond letterlijk en figuurlijk in het midden van het dorp. Van de middeleeuwse dorpskerken is niet zoveel overgebleven. De Sint-Laurentiuskerk in Zedelgem heeft nog haar 14de-eeuwse gotische toren. Het oudste restant van Zedelgems verleden dat bewaard bleef, is de prachtige romaanse doopvont (12de eeuw). De Loppemse Sint-Martinuskerk werd tijdens de 19de eeuw in neogotische stijl gerenoveerd.

De term „parochie‟ had – anders dan nu – niet alleen een kerkelijke, maar ook een burgerlijke betekenis. Men bedoelde er ook de kleinste territoriale en bestuurlijke eenheid mee, die we nu de „gemeente‟ noemen. Aan het hoofd van de parochie stond de „hoofdman‟, die samen met de ontvanger het lokale gezag uitoefende in naam van het Brugse Vrije. Zij werden gekozen onder de dorpsnotabelen. Van lokale democratie was dus zeker nog geen sprake.

Zedelgem, Loppem en Aartrijke behielden eeuwenlang - in feite zelfs tot het begin van de 20ste eeuw - een uitgesproken landelijk karakter. De dorpskernen telden slechts een paar tientallen huizen. Daaromheen lagen de akkers met verspreide hofsteden. In de uithoeken van de „prochies‟ bevonden zich bossen, velden, moerassen en vijvers. Het hele zuidelijk gebied van Zedelgem, waar nu Veldegem gesitueerd is, bestond uit onontgonnen „veld‟ en gemene gronden. De bevolking was gering in aantal. In 1748 bijvoorbeeld telde Zedelgem slechts 1.093 inwoners, Aartrijke 986 en Loppem 585.

Zedelgem in de moderne tijd

In 1800, tijdens de Franse overheersing, werden Zedelgem, Aartrijke en Loppem zelfstandige gemeenten. Kort voor 1900 kwam in Zedelgem de industrialisering op gang. Deze was geconcentreerd rond de Torhoutsesteenweg en de stationsbuurt. Op enkele tientallen jaren tijd groeide de Zedelgemse metaalnijverheid (Claeys New Holland, Flandria, Packo…) uit tot een internationaal bekend exportproduct. Rond die industriële kern ontstond een nieuwe woonwijk, genaamd De Leeuw (parochie Sint-Elooi).

De ontginning van het uitgestrekte heide- en veldgebied in het zuiden van de gemeente Zedelgem leidde vanaf ca. 1860 tot het ontstaan van nog een nieuwe dorpskern. Bij de „veldbewoners‟ groeide het verlangen naar meer zelfstandigheid, los van Zedelgem. Dit leidde in 1896 tot de vorming van de nieuwe parochie „Maria-Veldegem‟ en in 1920 de zelfstandige gemeente Veldegem.

De fusiegemeente (groot-)Zedelgem ontstond op 1 januari 1977 door de samenvoeging van Aartrijke, Loppem, Veldegem en Zedelgem. Bij de fusie telde Zedelgem 18.449 inwoners, momenteel is dat aantal aangegroeid tot iets meer dan 22.500.

Het gemeentewapen

Het wapen van de fusiegemeente Zedelgem werd toegekend bij koninklijk besluit van 2 april 1981. Het is afgeleid van het wapenschild van de voormalige gemeente Zedelgem en toont op een gele achtergrond een rode keper met daarop drie witte schelpen. Dit wapen is afgeleid van het wapen dat de heren van Zedelgem al voerden tijdens de 14de eeuw.

De heraldische beschrijving luidt als volgt: “In goud een keper van keel, beladen met drie schelpen van zilver”. De betekenis van de schelpen is niet duidelijk.

Vragen? Contacteer ons